In het artikel uit De Volkskrant neemt Marleen Stikker duidelijk stelling over het recht op privacy in het Onderwijs
Marleen Stikker - De Volkskrant (uitklapbaar, landscape)
E-Pages…
OPINIE ZATERDAG door MARJOLEIN VAN TRIGT
PAGINA 56 | ZATERDAG 20 MAART 2021
Een nieuwe generatie internet
Online veiligheid
Als professor of practice aan de Hogeschool van
Amsterdam wil Marleen Stikker studenten en bestuurders
een kritische houding aanleren tegenover digitale technologie.
Alleen zo kunnen de grote techbedrijven worden teruggedrongen,
zodat het internet weer een echt publieke plek wordt.
Op de dag dat de Volkskrant met internetpionier Marleen
Stikker praat over de gevaren van online onderwijs,
spreekt het kabinet voor het eerst zijn zorgen uit.
In een brief aan de Tweede Kamer schrijven de ministers
Slob en Van Engelshoven dat de manier waarop Google data
verzamelt van scholieren grote privacyrisico’s met zich meebrengt.
‘Ein-de-lijk’, reageert Stikker (58). Als directeur van onder-
zoeksinstituut en ontwerplab Waag, waarschuwt ze al jaren dat
de macht van techbedrijven in de publieke sector veel te groot is.
Zo noemde ze het in de Volkskrant ‘bizar’ dat 70 procent van de
Nederlandse basisscholen Google-software gebruikt en daar
vaak nog trots op is ook. ‘Alsof je zegt dat je een Coca Cola-
school bent.’
Scholieren en studenten hebben afgelopen jaar meer tijd in online
onderwijsomgevingen doorgebracht dan ooit tevoren. Reden
te meer om kritisch te zijn op de systemen die voor online onderwijs
worden gebruikt, vindt Stikker. Niet alleen Google, ook kleinere
EdTech-bedrijven (education technology) houden graag bij waar
hun gebruikers op klikken, hoe lang ze ingelogd zijn en welke
zoekopdrachten ze gebruiken.
Dat minister Van Engelshoven het niet wenselijk noemt dat
Google zulke metadata verzamelt over scholieren, vindt Stikker
rijkelijk laat, maar het laat volgens haar wel zien dat er iets aan
het veranderen is. In Europa is nieuwe wetgeving in de maak om
burgers op het internet beter te beschermen.
In Nederland buigt een twintigtal publieke organisaties, media
en culturele instellingen, verenigd onder de noemer PublicSpaces,
zich over de vraag hoe het internet weer een publieke plek kan worden,
een park in plaats van een winkelcentrum. Ook in Europees verband
zijn er steeds meer organisaties die samenwerken aan trackingvrije platforms.
‘Eindelijk is er een stevige, mondiale beweging die probeert de rol van grote tech
bedrijven terug te dringen.’
Onlangs werd ze benoemd tot professor of practice aan de Hogeschool van
Amsterdam (HvA). Haar aanstelling past binnen de kentering in het denken
over technologie in het publieke domein. Stikker is de uitgelezen persoon om
studenten, docenten, onderzoekers en bestuurders een kritische houding bij
te brengen ten aanzien van digitale technologie. Begin jaren negentig stond
ze aan de wieg van de Digitale Stad, de eerste Nederlandse virtuele gemeenschap.
Met ontwerplab Waag onderzoekt ze al 25 jaar hoe open, eerlijk en inclusief nieuwe technologieën zijn.
Haar motto: ‘If you can’t open it, you don’t own it.’ Als je zelf
geen inzicht hebt in de technologie die je gebruikt, heb je er ook
geen controle over.
Voor de HvA ontwikkelt u een minor digitale weerbaarheid.
Wat missen studenten op dit punt het meest?
‘Een kritische houding en creativiteit. Te vaak denken ze dat je
nu eenmaal je privacy moet opgeven als je iets met internet doet,
alsof dat een vaststaand gegeven is. We moeten jongeren helpen
begrijpen dat het internet zo in elkaar zit vanwege de belangen
van de bedrijven die de diensten leveren, dat het ook anders kan
en dat zij daaraan kunnen bijdragen.’
Docenten werken zich over de kop om toch wat van het online
onderwijs te maken. Nu komt u ze vertellen dat het allemaal
beter en anders moet. Bestaat er wrevel over uw aanstelling?
'Ik kom alleen maar enthousiasme tegen. Binnen de hogeschool
zijn ook al veel ontwikkelingen gaande waar mijn werk bij aansluit,
zoals kritisch onderzoek naar platforms.
'Kijk, we komen uit een tijdperk waarin publieke waarden zoals
vrijheid, autonomie en gelijkheid gewoon níét centraal stonden
in de besluitvorming rondom ict - bij de overheid noch in het
onderwijs. Ict mocht vooral niet te veel kosten. Als we vinden dat
we daardoor iets cruciaals zijn kwijtgeraakt voor onze democratie,
zoals de soevereiniteit van de gebruikers, dan moeten we kijken
wat we beter kunnen doen. Dat kost tijd. Ik roep niet dat het
morgen anders moet zijn. Het interessante is dat de HvA zich
achter dit verhaal schaart, net zoals steeds meer instellingen die
mede met publiek geld worden gefinancierd.
'Er is een aantal snelle stappen te zetten. Waarom gebruikt een
hogeschool Google Analytics in de website? Om te kunnen volgen
wat gebruikers doen. Dat geldt net zo goed voor de Volkskrant.
Veel journalisten schrijven over de verschrikkingen van het
surveillancekapitalisme - geld verdienen aan gebruikersdata om de
gebruikers te kunnen overspoelen met gerichte advertenties en
desinformatie - maar op de website waarop die artikelen staan,
worden de lezers net zo getrackt en getraced als elders.
‘Onderwijsinstellingen hebben een zorgplicht voor hun studenten.
Lever ze niet uit aan gratis diensten van Google, maar kies
voor een betrouwbaar alternatief. Zorg dat de browsers in de
systemen veilig zijn. Daarna komen de complexere vraagstukken
aan de beurt, zoals online proctoring. Dan kom je bij de kern.’
Online proctoring is een heet hangijzer in onderwijsland. Het gaat
om surveillance-software voor online tentamens die op afstand
worden afgenomen. Vóór corona werd er in Nederland nog nauwelijks
gebruik van gemaakt, maar door het online onderwijs zagen veel instellingen
het als een noodzakelijk kwaad om toch tentamens te kunnen afnemen.
Studenten moeten de webcam aanzetten en soms een tweede camera achter
zich installeren. Algoritmen bespeuren verdachte handelingen, zoals oog- of
handbewegingen. Veel studenten ervaren dit als een inbreuk op hun privacy.
Sommige onderwijsinstellingen, zoals Avans Hogeschool en
Hogeschool Leiden, doen principieel niet aan online proctoring.
Ook Stikker vindt online proctoring veel te ver gaan. ‘In een fysieke
tentamenzaal zijn de afspraken helder’, zegt ze. ‘Je wordt
bekeken, maar je weet waar de grens ligt - hoelang jouw pen het
papier raakt, wordt niet meegenomen. Proctoring brengt het idee
van een panopticum in het extreme in de praktijk.’
Een panopticum is een cirkelvormig gebouw waarvan de bewoners
vanuit het middelpunt in de gaten gehouden kunnen worden,
met als bekendste voorbeeld de koepelgevangenis, waarin
de bewakers de gevangenen op ieder moment van de dag kunnen
zien zonder dat zij hen zien. Stikker: ‘Het effect van een
panopticum is dat je erop anticipeert dat er naar je gekeken wordt.
Mensen raken daarvan in paniek. Proctoring is een extreme
vorm van handelen uit wantrouwen.’
Bij zeker acht Nederlandse universiteiten zijn petities gehouden
tegen online proctoring en er is een rechtszaak over gevoerd.
Maar hogescholen en universiteiten beschikken over veel meer
digitale technologie. Zo gebruiken ze steeds meer data over studenten
om de studiebegeleiding, het onderwijs of de bedrijfsvoering
te verbeteren. Sommige onderwijsinstellingen leggen gegevens
over de vooropleiding, leeftijd en woonplaats van studenten
naast cijfers over studievoortgang, om te kunnen analyseren met
welke achtergrond studenten een groter risico lopen op uitval.
Het doel is om hen eerder in hun opleiding meer persoonlijke
begeleiding te geven. Andere gebruiken studiedata om te achter-
halen wat de ‘struikelvakken’ zijn.
Over het algemeen wordt hierbij goed nagedacht over ethiek
en privacy. Toch gaan studenten er misschien wel erg makke-
lijk van uit dat het inderdaad goed zit?
‘Ik snap wel dat studenten zeggen: neem mijn data maar. Er is
een verschil tussen wat je van individuen kunt vragen en wat je
van de institutionele macht moet vragen. Individuele mensen
zouden niet voortdurend de afweging moeten hoeven maken of
het oké is dat hun data worden gebruikt. Op het gebied van voedsel-
veiligheid hebben we afgesproken dat mensen niet zomaar
mogen doodgaan aan voedselvergiftiging. Daardoor hoeven we
niet bij de aankoop van elke appel te bepalen hoeveel risico we
willen lopen. Ik verwacht dat we met elkaar eenzelfde soort basis-
hygiëne zullen creëren in het digitale domein. Daarnaast, als
je als onderwijsinstelling data nodig hebt om te weten hoe het
met je studenten gaat, of waar problemen in de opleiding ontstaan,
dan is de schaal te groot. Dan ben je geen goede leergemeenschap.
Maar dat is een ander verhaal.’
Hoe bereik je die basishygiëne?
‘Met wetgeving en toezicht, maar ook door datacommons op te
richten, platforms waarop iedereen regie over zijn eigen data
houdt. Studenten en docenten doneren data aan de commons,
die goed wordt beheerd. Het is duidelijk welke partijen er toegang
toe hebben en wat je er wel of niet mee mag doen. De data worden
geanonimiseerd en er worden regels gesteld aan de manier waarop
de analyses mogen plaatsvinden.’
Het Nederlandse hoger onderwijs heeft nog geen ervaring met
datacommons. Voor mobiliteitsdata en energiedata zijn Nederlandse
datacommons in ontwikkeling. Waag heeft daarnaast het initiatief
genomen tot een gene coop, een datacommons die genetische
informatie in een coöperatief bijeenbrengt, zodat ze niet bij commerciële
dna-bedrijven als 23andme terechtkomen, maar wel beschikbaar zijn voor onderzoekers.
De professor of practice kijkt verder dan digitalisering in het onderwijs.
De stad waar de hogeschool zich bevindt, is in de loop der tijd zelf gedigitaliseerd.
Amsterdam heeft de ambitie uitgesproken om als digitale stad publieke waarden
te beschermen. Amsterdammers moeten veilig en trackingvrij online contact
hebben met de gemeente, een kaartje voor een voorstelling kunnen kopen
of inloggen op een buurtplatform.
In de publieke ruimte werkt de stad onder meer aan transparante
algoritmen en een meldingsplicht voor sensoren. In het kader
van het 750-jarig bestaan van Amsterdam in 2025 zetten de HvA,
de Universiteit van Amsterdam, de gemeente en andere partners
van de stad zich de komende vier jaar hiervoor in. Stikker gaat
met de studenten bijdragen aan het op orde brengen van de digitale stad.
‘Het gaat ook over mobiliteit en deeleconomie, die door plat-
forms als Airbnb en Uber verstoord is. We willen bijvoorbeeld
helpen bij het opzetten van een alternatieve taxicentrale die als
een coöperatie functioneert. En met behulp van een datacommons
kunnen we zorgen dat mensen die een deelfiets huren hun data
niet kwijtraken aan onbekende spelers. We hebben dit soort
dingen te lang op zijn beloop gelaten. Voor mijn gevoel staan we
weer aan een begin.’
In uw inaugurale rede zei u tegen de studenten dat ze niet
slechts gebruikers zijn van het internet, maar dat ze er mede
richting aan kunnen geven. Wat bedoelt u daarmee?
'Vanuit elke discipline kunnen studenten bijdragen aan een veilig internet.
Als je economie studeert, kun je nadenken over andere verdienmodellen.
Hoe kan open source-software, waarvan de code voor iedereen toegankelijk is,
helpen om het monopolie van techbedrijven te doorbreken?
‘Studenten van creatieve opleidingen kunnen zich buigen over
het ontwerpen van goede interfaces. Rechtenstudenten kunnen
helemaal hun hart ophalen: nadenken over nieuwe wetgeving,
het analyseren van de AVG en het mededingingsbeleid, maar ook
over AI, gezichtsherkenning en mensenrechten. Studenten van
opvoedings- en lerarenopleidingen kunnen zich verdiepen in het
maakonderwijs, waarmee kinderen spelenderwijs vertrouwd raken
met technologie.’
Heeft u ook nog een boodschap voor Google?
‘Nee. Ik geloof niet dat we het vanuit Nederland met Google
kunnen oplossen. Laat de Europese Unie vooral met betere wetgeving
en handhaving achter Google aan gaan, dan steken wij onze energie
in een nieuwe generatie internet.’
Hier is denk ik ook een taak weggelegd om de volwassenen die deze privacy hebben gemeend te moeten opgeven ten faveure van gemak en gratis diensten te wijzen op de huidige gevolgen anders hebben we alsnog een generatiekloof; een generatie die de core-business blijft vormen van techbedrijven en niet losgeweekt zal (willen) worden.
Laten we dat maar doen, want het schiet niet op zo met de politiek (en daarmee wetgeving) die onherroepelijk ook in de komende jaren achter de realiteit aanloopt.